Stijldansen is onder te verdelen onder twee categorieën: ballroom en Latijns-Amerikaanse dansen. Deze twee categorieën hebben dan ook veel gelijkenissen. Ballroom is dus een verzamelnaam voor verschillende soorten stijldansen. Standaard gaat dit om de (slow) foxtrot, quickstep, tango, Engelse wals en Weens wals. Lees hieronder de kenmerken van de soorten internationale ballroomdansen.
De foxtrot is een dans die vanaf WO II aan populariteit won. Kenmerkend aan de foxtrot zijn de vrij simpele stapjes. Langzame en snelle stappen wisselen elkaar hierbij af. De timing van het voetenwerk is vaak: ‘langzaam, langzaam, snel, snel’ of ‘langzaam, snel, snel’. Deze soepele dans wordt typisch gedanst op swing-stijl en big-band-achtige muziek. Vanaf 1924 ontstond ook de variatie ‘slow foxtrot’, ook wel beter bekend als de ‘slowfox’. Men is langzamer gaan spelen en het dansritme is daar toen op aangepast. De standaard foxtrot heeft een vierkwartsmaat.
De tango is van oorsprong aan Argentijnse dans die rond 1880 is ontstaan. De tango werd onder andere beoefend in bars bij havens, om klanten te vermaken met muziek en dans. Alhoewel de naam ‘tango’ Latijns-Amerikaans in de oren klinkt, wordt de tango tegenwoordig toch geschaard onder de categorie ballroomdansen. Karakteristiek voor de tango zijn de afwisselende slows en quicks en de sensuele, strakke lijnen. De ballroomtango heeft, ten opzichte van de Argentijnse tango, een iets minder sensueel karakter. De tango werkt met een tweekwarts maat (2 tellen per maat).
Een Engelse wals staat ook wel beter bekend als de Langzame Wals. Deze dansstijl is ontstaan uit de Boston: een dans die vanaf 1874 zijn intrede deed in Amerika. De Engelse wals is, net als alle andere ballroomdansen, een progessieve dans. Dit betekent dat je je constant verplaatst. Het is een rustige dans met een driekwartsmaat (3 tellen per maat).
Bij de Weense wals verplaats je je alleen rechtsom of linksom óf op de plaats. Je maakt hierbij dus een linkse draai, een rechtse draai en/of een spindraai. De wals is oorspronkelijk in Duitsland ontstaan, in de 12e eeuw. In de 18e eeuw heeft walscomponist Johann Strauss wel meer dan 300 muziekwerken geschreven. De naam ‘wals’ werden vanaf dat moment omgedoopt tot de ‘Weense wals’ aangezien zijn walsmelodie toonaangevend werd in de wereld van de wals. Er wordt bij een Weense wals gedanst in een vrij snelle driekwartsmaat.
Bij ballroomdansen dans je in paren: dicht tegen elkaar aan of anders op een kleine afstand van elkaar. Je dans in de regel tegen de klok in en je verplaatst je door de zaal.
Het paar staat tegenover elkaar en de houding is hierbij strak en rechtop. De rechterdijen staan tegen elkaar aan. Hierna ‘loopt’ het paar gezamenlijk naar voren of naar achteren, vanuit de dijbeweging. De persoon die naar voren beweegt geeft hiermee het tempo aan.
De rechterarm van de man vormen als het ware een stevig kader om de vrouw: deze rechterhand komt dan op het schouderblad van de vrouw te liggen, onder haar oksel.